Invarianten

Kenmerkend voor het freinetonderwijs is dat het uitgaat van de belevingen en ervaringen van de kinderen en actualiteitsgebonden is. Célestin Freinet was evenwel van mening dat een aantal waarden en normen in alle omstandigheden vastlagen.
Hij noemde deze onveranderlijke basisprincipes pedagogische invarianten, een term die hij ontleende aan de wiskunde.

In 31 invarianten gaf Freinet zijn inzichten weer over de aard van het kind, over de reacties van het kind en over de opvoedende technieken. Ook al werden deze invarianten ongeveer een eeuw geleden opgesteld, toch blijven zij nog onverminderd en integraal van toepassing in en buiten het onderwijs.

Pedagogische Invarianten

 De aard van het kind

  • Kind en volwassene zijn gelijk van aard.

  • Groter zijn betekent niet noodzakelijk superieur zijn.

  • Het gedrag van het kind op school toont de functie van zijn gestel, van zijn fysiologische en organische toestand.

De reactie van het kind

  • Autoritaire bevelen wekken weerstand op. Niemand werkt graag op bevel.

  • Niemand staat graag in het gelid.

  • Niemand houdt ervan gedwongen te worden. Niet het werk, maar het bevel wekt weerstand op.

  • Zelfgekozen bezigheden geven meer voldoening (zelfs al zijn die taken soms moeilijker dan de opgelegde).

  • Niemand werkt graag zonder te weten waartoe zijn inspanning dient, zonder over het te bereiken doel mee te kunnen beslissen.

  • We moeten het werk motiveren.

  • Geen schools gedreun meer.

  • Ieder mens wil slagen. Mislukking remt en breekt het enthousiasme.

  • Het werk, niet het spel, is de natuurlijke bezigheid van het kind.

Opvoedende technieken

  • Het experimenteel zoeken is de normale, natuurlijke en universele weg tot verwerving.

  • Het geheugen heeft slechts waarde wanneer dit het experimenteel zoeken dient en zo werkelijk in dienst staat van het leven.

  • Regels en wetten moeten het resultaat zijn van ervaring, waarneming en onderzoek. Zoniet zijn het waardeloze formules.

  • Intelligentie is geen gave die alleen op eigen kracht teert, onafhankelijk van de andere vitale elementen in het individu.

  • De school cultiveert een abstracte vorm van intelligentie die zich – ver van de levende werkelijkheid – voedt met woorden en ideeën, vastgelegd door het geheugen.

  • Een kind luistert niet graag naar ex-cathedra-lessen.

  • Van levend, functioneel werk wordt een kind niet moe.

  • Niemand – kind noch volwassene – houdt van controle en sancties, die steeds kwetsen, vooral wanneer ze publiekelijk gebeuren.

  • Cijfers en klasseringen zijn fout.

  • Praat zo weinig mogelijk.

  • Kinderen houden niet van kuddewerk. Ze verkiezen individueel werk of groepswerk binnen een eigen werkgemeenschap.

  • Orde en discipline zijn noodzakelijk in de klas.

  • Straffen zijn altijd fout. Zij zijn vernederend voor iedereen en bereiken nooit het beoogde doel. Ze zijn hoogstens een noodoplossing.

  • Het nieuwe schoolleven veronderstelt een schoolcoöperatie, d.w.z. het beheer van het leven en het werk in de klas door de gebruikers, de leerkrachten inbegrepen.

  • Overbevolkte klassen zijn pedagogisch altijd fout.

  • Grote schoolcomplexen leiden tot het anoniem naast elkaar leven van leerkrachten en leerlingen. Ze belemmeren de opvoeding en zijn dus fout.

  • De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school. Een autoritair schoolregime kan geen democratische burgers vormen.

  • Men kan slechts opvoeden in waardigheid. Dat de leerkrachten de leerlingen respecteren en de leerlingen eerbied hebben voor hun leerkracht is een van de eerste voorwaarden tot onderwijsvernieuwing.

  • De pedagogische vernieuwing is een element van de maatschappijvernieuwing; de reactie ertegen is evenzeer een element van sociale en politieke reactie en is niet te vermijden.

  • Om vooruit te komen, moet men geloven in het leven, in een toekomst voor iedereen

Freinetonderwijs gaat uit van de belevingen en ervaringen van de kinderen.